Foto door: Ian Wouda
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht mag er maar op vijf diersoorten worden gejaagd en dit mag slechts een paar maanden per jaar. De minister bepaalt of en wanneer de jacht kan worden uitgevoerd. Het afschot van andere diersoorten betreft geen jacht, maar populatiebeheer of schadebestrijding (zie de betreffende informatie elders op onze website) en dit is alleen mogelijk indien hiervoor een vergunning van de provincie is verstrekt en doorgaans alleen nadat er eerst voldoende alternatieve, preventieve maatregelen zijn genomen.
Jacht is het opsporen en doden van een van de vijf wildsoorten: haas, fazant, wilde eend, houtduif en konijn. Voor elk van deze soorten is een jachtseizoen vastgesteld. De jacht op het konijn is niet mogelijk omdat de minister deze jacht heeft gesloten.
De eigenaar van de grond heeft het recht om te jagen. Hij kan dit recht overdragen of verhuren aan anderen, zoals aan de pachter. Bij extreme weersomstandigheden kan de provincie (Gedeputeerde Staten) de jacht sluiten.
Voor het mogen jagen is het niet alleen van belang of er schade dreigt of dat er sprake is van een bepaald risico. Jacht draagt wel bij aan het voorkomen van schade en, mits verantwoord uitgevoerd, aan het verbeteren van de biodiversiteit.
De jachthouder moet volgens de wet datgene doen wat een goed jachthouder betaamt om een redelijke wildstand te handhaven, dan wel, bij het ontbreken daarvan, te bereiken, en om schade door in zijn jachtveld aanwezig wild te voorkomen. De verplichting om een redelijke wildstand te handhaven betekent dat de jachthouder overmatige benutting moet voorkomen, rekening houdt met een goede leeftijdsopbouw van de wildpopulaties in zijn veld en, in overleg met de grondgebruiker, zonodig biotoopverbeterende maatregelen neemt. Hierin komt de verantwoordelijkheid van de jachthouder voor de natuur tot uitdrukking. De maatregelen om het leefgebied van de soort te verbeteren kunnen bestaan uit het bieden van dekking, voedsel, rust en broedgelegenheid en het verkleinen van het risico op predatie. De praktijk leert dat jachthouders de jacht op een wildsoort in hun jachtveld beperken of zelfs geheel stoppen zodra het duurzaam voortbestaan in het gebied in het geding komt. Een goed jachthouderschap brengt aan de andere kant ook de verplichting met zich mee om schade door wild te voorkomen, voor zover dat door uitoefening van de jacht kan.
Alle jacht die uitgevoerd wordt dient middels het registratiesysteem Dora gerapporteerd te worden aan de faunabeheereenheid.
Een omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit (voorheen jachtakte) wordt door de korpschef verstrekt en slechts aan personen die met goed gevolg hun jachtexamen hebben afgelegd en die over voldoende grond beschikken.
Voor meer informatie, zie ook: Jacht, beheer en schadebestrijding
Nieuwsbrief
van FBEZH ontvangen?
Schrijf u hier in.